Rik Hoet, 1991, doet ons nadenken over de al te devotionele invulling van de verklaringen omtrent de beide vrouwbeelden uit de Apocalyps: Babylon, de hoer en de vrouw die kop van de slang vertrapt..Afbeeldingsresultaat voor grote hoer

 

 

Mevrouw Babylon

OPENBARING 17: 1-19,10

De vrouw die je gezien hebt, is de grote stad die heerst over de koningen der aarde, zo legt de bode aan de ziener Johannes in Openb. 1: 18. Johannes was in de geest naar de woestijn gevoerd om daar het oordeel te zien over de grote hoer, waarmee alle koningen der aarde ontucht hebben gepleegd en met wier wijn van ontucht alle aardbewoners zich hebben zat gedronken (Openb. 17: 1-3).

Wat is je naam, mevrouw Babyion?

In een volgende aflevering zal het gaan over de vrouw in Openb. 12. In loop der tijden werden voor haaruiteenlopende interpretaties voorgesteld. Terwijl de enen in haar Jezus' moeder Maria herkennen is het uit de context duidelijk dat deze vrouw symbolisch staat voor het volk van God. Voor de vrouw uit Openb. 17: 1-19: 3 is in elk geval geen twijfel mogelijk. De tekst zelf zegt dat deze grote hoer geen individuele vrouw is maar beeld voor de grote stad Dit is, niet alleen in de Oudheid maar ook tot op vandaag, een gebruikelijke beeldspraak om over een stad of een volk te spreken Denk maar aan Marianne als symbool voor het Franse volk.

Welke stad is echter bedoeld me de vrouw die op haar voorhoofd de geheimzinnige naam BabyIon" draagt?

Het leidt geen twijfel dat deze naam de eigennaam van de stad zelf is, daar ook de grote stad in 18: 10.21 en 16: 19 (18: 2) de naam Babylon krijgt. Het feit echter dat deze naam mysterie wordt genoemd, duidt er op dat hij moet geïnterpreteerd worden. Het gaat niet om het Babylonië dat in 587 v.C. Jeruzalem verwoestte en Gods volk in ballingschap mee­voerde.

Meestal leest men in moderne commentaren dat Babylon hier staat voor de nieuwe grootmachl die de koningen der aarde (of minstens van het Middellandse Zeegebied) aan zich onderwierp: de stad Rome als zetel van het keizerrijk dat de christenen ver­volgde. Daarmee sluit deze he­dendaagse exegese aan bij een traditie die minstens uit de derde eeuw stamt, toen inderdaad alge­mene christenvervolgingen van staatswege werden georganiseerd (de eerste door keizer Decius in 250).

Vanaf de 4de-5de eeuw hebben ook al niet ketterse protestbewe­gingen die door de officiële Kerk werden vervolgd, in deze hoer van Opbaringen het corrupte kerkelijke gezag te Rome voorspeld gezien. Moderne exegeten verwijzen

graag naar de antieke heidense god(inn)enbeelden, tronend op een of ander dier, die talrijk zijn bewaard of teruggevonden. De vrouw gezeten op het Beest zou dan de godin Roma zijn als verpersoonlijking van de stad, die wordt gedragen door het keizerrijk. Een probleem bij deze inter­pretatie is dat ze niet genoeg het onderscheid respecteert dat de tekst blijft maken tussen het beest en de vrouw.

Is Babyion niet eerder een verwij­zing naar Gen. 11: 1 -9: de stad Babel, waarvoor het Babyion uit de ballingschap weliswaar mode heeft gestaan (vgl. Jes. 14: 13) maar die staat voor elke stad in elke tijd opnieuw?

Het overspelige Sion

De verwijzingen naar het Oude Testament zijn in elk geval een eerste piste die ons kan helpen voor een juist verstaan. Meer­maals betitelen de profeten de steden die Israël vijandig gezind waren als hoeren, die Gods ver­nielende woede over zich halen. Ontucht staat daarbij als beeld voor afgodendienst. Over Tyrus zegt Jesaja: Dan zal zij weer haar hoerenloon verdienen en hoererij bedrijven met alle konink­rijken der aarde (23: 17). En Nahum profeteert de ondergang van Nineve, die hoer die met haar hoererijen volken verkocht heeft (3: 4-7). Jes. 13-14; 21 en Jer. 50-51 beschrijven de ondergang van Babel met woorden waaraan Openb. duidelijk ontleende, zoals in de kantlijn van vele bijbeluitgaven aangegeven staat.

Maar de profeten schrikken er niet voor terug ook Jeruzalem en het eigen volk Gods als een overspe­lige vrouw en een hoer voor te stellen (Jes. 1: 21; Hos. 2; Ez. 16; 23). Daarom, hoer, hoor het woord van de Heer, zo vaart Ezechiël uit tegen Jeruzalem om Gods straf aan te kondigen: om­dat je aan je gruwelijke afgoden het bloed van je zonen geofferd hebt, daarom breng ik alle min­naars bijeen met wie je je afgege­ven hebt... Ik zal voor hen je naaktheid ontbloten... Ik zal je aan hen overleveren... Ze zullen je je kleren afrukken, je sieraden afpakken en je naakt en bloot laten staan... Dan zullen ze je huizen in brand steken..." (Ez. 16: 35...41) Openb. grijpt naar deze profetieën en schrijft over de moeder der hoeren (17: 5) op gelijkaardige manier als Ezechiël over de ontuch­tige gezusters Chola en Choliba te weten: Samaria en Jeruzalem (Ez. 23).

Zou met deze vrouw, die is: de grote stad, dan niet Jeruzalem o Gods volk zelf bedoeld kunnen zijn?

Steeds dezelfde vrouw in Openb. 12-22.

Een tweede piste leidt in dezelfde richting, nl. de plaats van het vi­sioen van het oordeel over de grote hoer (17: 1 – 19: 10) in het geheel van het boek Openbaring. Om te beginnen wordt dit visioen geschouwd in de woestijn. Maar het was in de woestijn dat we in Openb. 12: 14vv de vrouw hadden achtergelaten, die op arendsvleugelen daarheen was gedragen (zie Ex. 19: 4) om haar te beveili­gen tegen de draak met zeven koppen en tien horens. Gered van het water (Openb. 12: 15v), werd ze door God zelf (12: 6) in de woestijn gevoerd. De toespelingen op Is­raël, gered uit Egypte, lijken on­miskenbaar. Het is dezelfde vrouw die we in Openb. 17 terugvinden: Je­ruzalem dat als hoofdstad staat voor het volk dat er woont. Het is de vrouw waarover de Heer zich beklaagt bij de profeten dat Hij ze als kind het leven redde en koes­terde, maar dat zij, eens groot ge­worden, zich afkeerde van Hem om ontucht te plegen met vreemde goden.

Deze overspelige stad staat in scherpe tegenstelling met de hei­lige stad, het nieuwe Jeruzalem, i dat neerdaalt uit de hemel en be­schreven wordt in 21: 1 – 22: 5 als de trouwe bruid van het Lam (21: 29). Tussen de visioenen van deze beide vrouwen staat de grote opruiming door de Ko­ning der koningen en Heer der he­ren (19: 16). Hij is het, het Lam dat zal overwinnne (17: 14 en zijn bruiloft vieren (19: 7).

Het nieuwe Jeruzalem staat tegenover het overspelige Jeruza­lem, maar het gaat altijd om de­zelfde stad: de heilige stad die door de volkeren wordt vertreden (11: 2). De grote stad, waar de Heer werd gekruisigd (11: 8) is niet Rome, maar wel Jeruzalem. Jeruzalem wordt zinnebeeldig Sodom en Egypte genoemd (11: 8) of Babylon. Is Jeruzalem niet de stad die geroepen is om moeder te worden van alle volkeren (Ps. 87). Staat in Jeruzalem niet de troon van God om te heersen over alle volkeren, naties en stammen? Is het niet naar Jeruzalem dat alle volkeren zullen optrekken om hun onderwerping te betuigen aan de Koning in Gods naam (zie o.m Jes. 2: 1-4)? Maar waarom is Jeruzalem dan onder de voet gelopen door de Romeinen in 70 n. C.? Wat blijft er van Gods beloften als zijn huis op Sion is verwoest?

Jeruzalem Jeruzalem

De christenen antwoorden hierop in de lijn van de profeten: het is omwille van de zonden van Gods volk. Het is omdat Israël zijn eigen koning Jezus heeft afgewezen en zelfs met de Romeinen heeft mee-geheuld om Jezus te vermoorden, dat Jeruzalem een tweede maal verwoest is, nu door de Romei­nen, zoals destijds door de Babyloniërs. Jeruzalem dat de profe­ten doodt, is geen haar beter dan Babyion, of Nineve, of Egypte, of Sodom, of Rome... En uiteindelijk heeft Rome, het beest dat Jeruza­lem opvrijdde, zich tegen Jeruzalem gekeerd (17: 16). Dat is de aardbeving waarvan sprake is in Openb. 16,18v. Niet Rome was ge­vallen (14,8; 18,2) wel Jeruzalem. De brand uit Openb. 17,16 en 18,8. Is niet de brand van Rome, door Nero aangestoken, maar wel de brand van de tempel, die door de soldaten van Titus in de vlammen is gezet.

Toen het boek der Openbaringen werd geschreven, was het probleem van de christenen nog niet de vervolging door de Romeinen – die kwam pas later – maar wel de tegenstand die joodse volksgenoten ondervonden (zie bv. Hand. Van de Apostelen). De christenen wisten zich allemaal kinderen van Abraham of het nu was door geboorte of door het geloof in Jezus. De Bruid, het nieuwe Jeruzalem , is dit volk van God — Joden zowel als de nieuwe kinderen Israëls die uit de volkeren zijn toegevoegd – in zoverre het gelooft in Jezus Messias. De hoer, de grote stad Babylon, is het volk Gods dat afgoden dient. Het boek der Openbaring is een poging om de geschiedenis van Israël en vooral de gebeurtenissen van Jezus' kruis en de tempel verwoesting te begrijpen in de lijn van de profeten enin de geest van Jezus. Maar die gebeurtenissen worden zo beschreven dat de visioenen niet alleen een interpretatie bieden van het verleden, maar ook inzicht geven van de mechanismen van de geschiedenis die ook vandaag nog gelden. Wat Openb. zegt over de hoer en de Bruid blijft daarom nog altijd waar voor al wie vandaag geroepen is tot volk van God.

Vertrek mijn volk, verlaat de stad (18: 4) is niet alleen een herinnering aan de uittocht uit Egypte, of aan de bevrijding uit de Babylonische ballingschap, of aan de eventuele vlucht van de eerste christenen uit Jeruzalem naar Pella in de jaren van de oorlog vóór Jeruzalem verwoest werd. Het is een oproep om ook vandaag niet te delen in de afgodische mentaliteit van de huidige stadsbeschaving, maar om te leven in een geest van broederlijke samenleving volgens het woord van God waarvan Jezus ons de vervulling toonde.

Rik Hoet, 19 dec. 1991.