Sylverste Lamberights schreef in 1986 in zijn klassieke trant over Rebekka. Ergens zonder verwijzing naar de Joodse achtergrond, maar toch duidelijk de baseline van de bijbel.

rebecca

 

Rebekka:de vrouw van Isaak

Sylvester Lamberights

Abraham is oud geworden. Zijn krachten lopen ten einde. God heeft hem in alles gezegend. Nu moet er voor een nieuw decor gezorgd worden. Zijn geslacht moet worden voortgezet. Daar­toe roept hij zijn oudste knecht. Deze moet voor zijn zoon Isaak een vrouw gaan zoeken. Echter niet uit de dochters van Kanaan. In geen geval l Wél uit het land en de familie van Abraham zelf. Plechtig moet de knecht dit zweren. Met de hand onder de heup van Abraham. Onder de heup wil eigenlijk zeggen: op de geslachtsdelen van Abraham, het lichaamsdeel waaruit zijn zoon is voortgekomen en waarin Gods Verbond lichamelijk is uitgedrukt door de besnijdenis. Een heilige eed dus!

De knecht begeeft zich op weg. Op weg naar Aram-Naharaïm, de geboortestreek van zijn meester Abraham. Hij zet zich neer bij de waterput, waar de vrouwen uit de omtrek aanstonds zullen komen putten. Hij bidt dat Jahwe zijn keuze zou lelden. Want deze keuze is uiterst belangrijk. Er hangt veel van af. Een karaktertest zal het teken van Jahwe zijn. Alleen een meisje dat zo edelmoedig en zo op anderen bedacht is, dat zij niet alleen voor de knecht, maar ook nog voor al zijn kamelen water zal putten, kan de vrouw van Isaak worden. En zo ge­beurt.

Rebekka, het eerste meisje dat door de knecht wordt aange­sproken, bezit deze karakter­eigenschappen. Zij kan dienen. Zij lest de dorst van de knecht en, ongevraagd, laat zij ook al zijn kamelen drinken... en die lusten nogal wat. Rebekka blijkt de dochter te zijn van Betuël, de zoon van Milka, de vrouw van Abrahams broer Nachor. Zij is mooi om naar te kijken en heeft de huwbare leeftijd bereikt, maar een man heeft zij nog niet gekend.

De knecht heeft alles nauw­lettend gadegeslagen. Alles ge­beurt precies zoals hij in zijn gebed aan Jahwe gevraagd heeft. Hij biedt haar kostbare geschenken aan. Zij van haar kant presenteert hem voedsel en onderdak. Op zijn knieën dankt de knecht daarna Jahwe, de God van zijn meester Abraham, om­dat Hij hem zijn genade en trouw niet onthouden heeft.

Zo belandt de knecht in het ouderlijk huis van Rebekka. Hij vertelt er alles wat is voorge­vallen: over Abraham en zijn zoon Isaak, over zijn reis, zijn gebed tot Jahwe en de ontmoeting met Rebekka. Het antwoord is kort en duidelijk: „Dit is een beschikking van Jahwe, wij kun­nen er niets tegen inbrengen: Rebekka staat voor u gereed: neem haar met u mee als vrouw voor de zoon van uw meester" (Gen. 24: 50-51). De knecht wil zo snel mogelijk terugkeren naar zijn meester Abraham in Ka­naan. De familie van Rebekka wil haar echter nog een poosje in de familiekring houden. Uit­eindelijk wordt aan Rebekka zelf gevraagd om te beslissen. Zij antwoordt beslist en kordaat: Ik ga.

Haar reactie is precies dezelfde als deze van Abraham. Toen Jahwe Abraham riep om weg te trekken uit zijn land en te gaan naar het land dat Hij hem tonen zou, ging hij onmiddellijk en zonder voorbehoud. Rebekka is even gevoelig voor Jahwe's roepstem als Abraham. Onmiddellijk laat zij alles achter en gaat zij mee, een onbekende toekomst tegemoet. Zonder te aarzelen geeft zij gehoor aan Jahweh's roepstem. Zij is bereid haar geboorteland te verlaten, naar een vreemd land uit te wijken en daar de vrouw van een zekere Isaak te worden.

Wanneer Rebekka aan Isaak wordt voorgesteld, brengt hij haar naar zijn tent en neemt haar tot vrouw. Hij krijgt haar lief en vindt zo troost voor het verlies van zij n moeder.

Zo wordt Rebekka in dit 24ste hoofdstuk van het boek Genesis ten voeten uit getekend. Zij is mooi, maar heeft bovendien een gul en dienstbaar hart, dat bedacht is op anderen. Zij is edelmoedig en doet spontaan zelfs meer dan van haar ge­vraagd wordt. Zij weet wat zij wil. Zij is een echte gelovige. Zoals Abraham hoort zij wat Jahwe van haar verlangt en gelovig handelt zij daarnaar, onmiddellijk en zonder voor­behoud.

Rebekka en het eerstgeboorterecht

Na hun huwelijk blijven Isaak en Rebekka lange tijd kinderloos. Maar dan bidt Isaak tot Jahwe en deze verhoort zijn gebed. Re­bekka wordt zwanger en nog wel van een tweeling. Een heilige vruchtbaarheid! Reeds in haar schoot botsen en stoten de twee kinderen tegen elkaar. Dat maakt Rebekka ang­stig. Wat zou er in haar toch aan de hand zijn ? Zij besluit Jahwe zelf hierover raad te vragen. Zij doet dit zelfstandig en recht­streeks. In een godsspraak geeft Jahwe haar de volgende uitleg:

Twee volken zijn het, die gij draagt: twee naties die uiteengaan reeds in uw schoot. Een van de twee zal machtiger zijn: de oudste dient de jongste

(Gen. 25: 23).

Zo openbaart Jahwe aan moeder Rebekka het geheim van anders mens-zijn dan onder mensen gangbaar en gebruikelijk Is. Gangbaar is wat zij reeds waar­nam in haar schoot. Mensen en volken botsen en stoten op elkaar. Het recht van de eerste wordt verdedigd: Ik was eerst en heb de oudste rechten. Het recht van de sterkste primeert: Ik zal met alle machtsmiddelen en tot het uiterste mijn rechten doen naleven. Dat provoceert jongsten om de oudsten In te halen. De laatsten willen de eersten Inhalen en voorbijstreven. Zwak­keren proberen ten koste van alles machtiger te worden dan de sterkeren.

Jahwe is echter een God van liefde, niet van macht. Hij maakt Rebekka duidelijk dat de sterke er is ter wille van de zwakke. De eerste zal de laatste dienen. Het eerstgeboorterecht is het voor­recht om te mogen dienen.

Daartoe was Esaü uitverkoren, om als eerstgeborene de laatst-geborene te dienen. De sterkste moet in dienst staan van de zwakkere, zodat rivaliteit over­bodig wordt.

Maar Esaü, nochtans Gods uit­verkorene, stelt Jahwe teleur. Het eerstgeboorterecht, dat dienen betekent, interesseert hem niet. Hij verkoopt het voor een bord rode linzensoep. Esaü kiest voor zichzelf, voor zijn maag en zijn eigenbelang. Hij wil onmiddellijk soep kunnen slurpen. Ook voor de keuze van een vrouw houdt hij geen reke­ning met Jahwe. Een reis naar het verre Aram, waar men Jahwe kent, is teveel gevraagd. Zijn lust moet onmiddellijk bevre­digd worden. Hij kiest zijn vrouw daarom gewoon uit de volken in wier midden hij woont. Maar voor Rebekka en Isaak zijn deze vrouwen een kwelling, omdat zij Jahwe niet kennen.

Rebekka ziet klaar. Voor haar is het duidelijk. Esaü verdient het eerstgeboorterecht niet. Hij kan niet dienen. Ik is het enige dat telt, Isaak daarentegen ziet niet meer helder. Zijn ogen werden zo zwak dat hij niet meer kon zien (Gen. 27: 1). Dit moeten we niet alleen letterlijk, maar ook figuurlijk verstaan: Isaak ziet meer wie van zijn kinderen het kind van de belofte is.

Uiteindelijk ontvangt niet Esau, maar wel Jakob het eerst geboorterecht. Dank zij ket prompte plan van moeder Rebekka. Esaü is woedend. Hij koestert wraakplannen. Dan neemt Rebekka opnieuw het initiatief. Zij stuurt Jakob naar haar broer Laban in Aram. Daar moet hij blijven tot de woede van de wispelturige Esaü is bekoeld.

Zo is Rebekka de geschiedenis ingegaan. Zij heeft een heldere blik voor de wil van JHWH. Voor JHWH heeft zij alles veil. Zij is schrander en vindingrijk, moedig en doortastend. Zij durft initiatief te nemen. Voor haar handelen weet zij het juiste moment te kiezen. Vooral echter is en blijft zij de vrouw aan wie God een nieuwe manier van mens zijn openbaarde. De eersten worden uitverkoren om de laatsten te dienen. Jezus zal later precies hetzelfde voorhouden en ook voorleven, wanneer Hij, als Allereerstgeboren Zoon van God, de voeten van de leerlingen wast en daarna als een dwaas van dienende liefde sterft op een kruis.

Sylvester Lamberights

KERK EN LEVEN — 4 SEPTEMBER 1986 — BLZ. 14