Jozef, de op 1 na jongste van 14 (half)broers, is het lievelingetje van zijn vader. Op een dag wordt hij door zijn vader op weg gestuurd naar zijn 12 oudere broers die op de schapen letten.
De broers zien hem al vanuit de verte aankomen. Omdat ze een hekel aan Jozef hebben willen de broers hem vermoorden. 1 broer, Ruben, is het er niet mee eens en stelt voor om Jozef in een droge put te gooien, zodat Ruben meer tijd heeft om iets te verzinnen om Jozef vrij te krijgen.
Als Ruben even weg is komt er een karavaan langs, ze zijn op weg naar Egypte. Levi, een andere broer heeft spijt dat hij Jozef in de put heeft gegooid en stelt voor om Jozef als slaaf te verkopen, ook om hem te redden van de dood. De andere broers zijn het ermee eens en Jozef wordt verkocht.
Dan komt Ruben terug en krijgt hij bijna ruzie met Levi om Jozef.
Uiteindelijk gaat Ruben diep in rouw.
Gen. 37