Johan L. Vanderhoeven, 1990, schets de vrouw uit Lydie. Wat zijn haar bedoelingen?
Lydia
Lydia, de purperverkoopster. Als je bijbelse kennis zich eerder beperkt tot de stukken die in de zondagse lezingen aan bod komen, ken je haar waarschijnlijk niet.
En het is nog de vraag of bijbellezers met een bredere kijk op dit, in de katholieke traditie nog steeds te weinig gelezen, boek haar zonder veel aarzeling zouden terugvinden. Is ze daarom minder belangrijk ? Die vraag doet weinig terzake.
De naamloze purperverkoopster
Na het herlezen van de drie verzen waarin over haar uitdrukkelijk wordt gesproken, lijkt het antwoord voor mij eenvoudig. Hetsas een relatief welvarende vrouw met een groot en goed hart die betrokken was bij de handel in purperstoffen. Een wat meer nauwkeurige lezing van de tekst laat een wat vagere indruk na. Tyatira, de stad waar ze vandaan komt, ligt namelijk in de landstreek Lydië (op de oostkust van de Egeïsche Zee, en noorden van Efese en Kolosse). Lydia zou dus evengoed kunnen betekenen de vrouw uit Lydië. Nu was het in die tijd wel meer de gewoonte om vrijgelaten slaven en slavinnen een naam te even die verwees naar hun plaats van herkomst. Het gaat dan om een naamloze en eigenlijk onbelangrijke purperverkoopster uit Lydië. Toch roept haar handelswaar dan weer een beeld op van een zekere rijkdom. Het lijkt voor de hand liggend dat het in dit verhaal niet over Lydia zelf gaat. Het alsof het verhaal de aandacht wil verschuiven van haar persoon naar de gebeurtenissen waarin ze betrokken geraakte; Alvorens daar wat op in te gaan, blijf ik toch nog even bij haar levensbeschrijving stilstaan. Wat dat betreft zijn er twee opmerkelijke details: ze dreef handel in purperen stoffen (Tyatira was bekend om zijn stofververijen) en ze had een hele huishouding rondom zich. Als je er enkele bijbelcommentaren op naleest, merk je hoe men heeft geprobeerd om al deze gegevens tot een sluitende puzzel samen te brengen. In een commentaar las ik zelfs dat zij waarschijnlijk een weduwe was. Want enerzijds wordt haar man niet uitdrukkelijk vernoemd, maar anderzijds was het volgens de commentator onwaarschijnlijk dat zij zelf als alleenstaande vrouw in de stoffenhandel actief was geworden. Verzinsels van deze aard lijken mij meer te zeggen over de commentator dan over Lydia en vooral over het verhaal waarin zij speelt.
Wat doet Lydla?
Lydia verschijnt ten tonele tijdens het relaas over de tweede missiereis van Paulus en wel op het moment dat hij na een nachtelijk visioen voor het eerst doorsteekt naar „Europa" om er de Blijde Boodschap te verkondigen. Zo belandde hij in Macedonië en meer bepaald in Filippi. Paulus en zijn gezellen worden er op beschuldiging van oproerkraaierij gegeseld en in de gevangenis geworden. Nadat op mirakuleuze wijze de deuren van de gevangenis 's nachts weer waren opengegaan, worden zij weer vrijgelaten. Dat lange verhaal over de tegenstand (met de nodige literaire verf overschilderd) die Paulus moest overwinnen, wordt in de Handelingen ingekaderd door de drie verzen over Lydia. Zij en haar huisgenoten staan model voor de eerste Europese christenen. De godvrezende, tot het jodendom bekeerde, Lydia ging meermaals naar Paulus' prediking luisteren. En langzaam bloeide in haar het zaad van het geloof open de tekst verhaalt wel uitdrukkelijk dat haar bekering niet het werk van Paulus was. Het was de Heer die haar ontvankelijk maakte voor de prediking. Mensen bekeren of overtuigen van de waarheid van een boodschap lukt maar zelden. Mensen worden gegrepen door een woord dat ze horen, door een daad die ze zien gebeuren. Dat zet aan het denken... Waarom wordt iemand echt verliefd op een ander? Waarom wordt iemand geboeid door een boodschap? Hebben we niet het gevoel dat de werkelijke reden daarvoor een geheim, een goddelijk geheim moet blijven ? Is het niet zo dat verliefdheid of geloof die kunnen worden verklaard een verdachte bijklank hebben? Spreken we dan niet over trouwen om het geld, zoeken naar valse zekerheden of iets van die aard? Overgave aan iets of iemand blijft een mysterieus gebeuren. Juist daarom is trouw aan een partner, aan een ideaal zo broos. Trouw, geloof, hoop en liefde zijn nauw aan elkaar verwant en toch wel te onderscheiden van verklaren of zeker weten. Natuurlijk zijn overgave, trouw en geloof niet louter gevoelsmatige opwellingen. Alleen het laatste waarom blijft een (goddelijk) geheim. Met die houding stond ook Lydia daar. Wat deed ze? Ze luisterde en liet zich dopen. Deed ze eigenlijk wel iets? Doet het er toe te weten wat zij deed en wat de Heer deed...
Kerk van mensen van God
Dat mensen in huizen als genootschappen of families samenkwamen, was een bekend fenomeen in die dagen. Toch zitten er in het verhaal twee elementen die erop wijzen dat de huisgemeenschap rond Lydia een andere structuur aannam dan gebruikelijk was. Zij kwamen er samen als „broeders", " 'iifelh's-Uriëkse'werëftrwaYtfaareTr- • tegen streng gestructureerd en hiërarchisch opgebouwd rond de „pater familias" of de familievader. Zo was het niet in de eerste huiskerk: allen kwamen er samen als broeders. Het zou te simpel zijn om hier naïef aan te verbinden dat ook de Kerk oorspronkelijk een democratische gemeenschap van gelijken was die in schril contrast staat met wat wij vandaag kennen. In een kleine gemeenschap liggen nu eenmaal andere mogelijkheden besloten dan in een wereldwijde. Maar de vraag of herbronning niet zinvol is (binnen de grenzen van een veranderde situatie), lijkt gerechtvaardigd. Niet alleen de broederlijke structuur onderscheidde de huisgemeenschap van Filippi van wat gebruikelijk was. Aan het hoofd stond niet de traditionele familievader, maar Lydia. Ook nog op andere plaatsen in de teksten van en over Paulus wordt regelmatig verwezen naar de belangrijke rol van vrouwen in de prille kerkgemeenschappen. Is het vandaag, hoewel minder duidelijk zichtbaar in de kerkstructuur, in het leven van de mensen van God als Kerk anders ? Wel wordt hier duidelijk dat vrouwen, en Lydia hier in het bijzonder, ook in het maatschappelijk leven van het oude Macedonië waar het verhaal speelt, een belangrijke plaats innamen. Het roept een beeld op dat wij door onze met geschiedenis bestofte bril vaak vertroebeld en vertekend waarnemen. De bijbelse wereld was niet zoals wij hem vaak denken of voorstellen. Hetzelfde geldt voor de eerste samenkomsten in kerkverband van de mensen van God. Mensen die door God bewogen hun hart en verstand openden voor een Boodschap. Lydia speelde daarin een rol die als funderend en stichtend voor de groeiende Kerk kan worden beschouwd. Want hoewel Paulus niet afhankelijk wilde worden van wie dan ook om vrij en ongedwongen te kunnen prediken toch moet hij bekennen hoe belanrgijk de steun van die eerste gemeenschap in Filippi is geweest. In zijn brief aan de christenen van Filippi schrijft hij: Gij weet het zelf ook wel, Filippiërs: bij mijn vertrek uit Macedonië in het begin van mijn evangelieprediking heeft geen enkele gemeente met mij een lopende rekening geopend behalve de uwe. Reeds in Tessalonica hebt gij mij tot tweemaal toe gestuurd wat ik nodig had (Fil. 4: 15-16). Paulus verwijst daarbij niet meer uitdrukkelijk naar Lydia. Niet haar persoonlijke verdienste staat centraal, wel wat zij vertegenwoordigd: oprecht geloof en consequente ondersteuning van de verspreiding van de Blijde Boodschap in overeenstemming met haar mogelijkheden.
Welke naam voor een gelovige?
Een vrouw en haar huisgenoten bekeren zich. Omdat zij geloofde opende zij haar huis voor Paulus en zijn gezellen, na haar bekering en na zijn gevangenneming. Wanneer Paulus verder reist, blijft de jonge huiskerk rond Lydia hem steunen, hoezeer hij ook wil verhinderen al te afhankelijk te worden. Blijkbaar heeft de gemeenschap van Filippi aan haar steun geen voorwaarden verbonden. Paulus zou de steun dan waarschijnlijk niet hebben aanvaard.
Niet Lydia is belangrijk. wel haar onvoorwaardelijke steun en gastvrijheid omdat ze geloofde. Het feit dat hier aan haar een belangrijke rol wordt toegeschreven is niet zonder betekenis, rekening houdend met het beeld dat wij vaak hebben over de kerk en het vroege christendom. Maar uiteindelijk kan haar naam ieders naam zijn alsGod ons hart mag openen.
Johan L. Vanderhoeven
04 10 1990.