Hilde Meysman tekende 1989 zonder heel diep erop in te gaan wie die vrouwen waren...
Trouw tot na de dood
Hilde Meysman
De vrouwen bij het graf
(Mc. 16: 1-8 par.)
Ook in dit verhaal spelen vrouwen de hoofdrol. Het gaat om Maria en Maria Magdalena bij Mattheus, om Maria Magdalena, Maria en Salome bij Marcus en om Maria Magdalena en Johanna (de vrouw van Herodes' rentmeester) bij Lucas.
Marcus zegt dat de vrouwen naar het graf gaan om Jezus' lichaam te zalven. Dit zalven wil de grote verering uitdrukken die de vrouwen voor Jezus hadden. Het zalven van de dode is wel een joods gebruik, maar een dode zalven, die al anderhalve dag begraven ligt, was niet gebruikelijk. Het willen zalven van Jezus' lichaam heeft echter ook nog een andere functie: het bewijst dat de vrouwen tot IN het graf zijn geweest en dus precies hebben kunnen vaststellen dat Jezus niet meer daar was.
Bij Mattheus is er geen sprake van zalven: de vrouwen gaan naar het graf kijken. Ze kunnen er trouwens niet binnen, want in Mt. 27: 66 staat dat het graf verzegeld was. De bekommernis die hierdoor wordt uitgedrukt — namelijk de mogelijke beschuldiging dat anderen de steen wegrolden en Jezus' lichaam wegnemen op voorhand weerleggen — wordt ook geïllustreerd door de discussie van de vrouwen op hun weg naar het graf. Zij vragen zich af wie de steen zal wegrollen. Deze zware steen liet men in een vooraf gemaakte groef zakken en hij grendelde als het ware de grafkamer af. Gemakkelijk te verwijderen zal hij zeker niet geweest zijn. Het praten van de vrouwen over de zware steen mag niet bekeken worden als onlogisch vrouwelijk handelen, waarbij eerst gehandeld en dan pas gedacht wordt. Wel zet deze conversatie de idee dat de vrouwen de steen niet konden wegrollen in de verf. Ook bereidt hun vraag het verrassende, het wonderbaarlijke van de verrijzenis voor.
Het verrijzenisgebeuren zelf wordt door de vrouwen niet waargenomen : zij zien slechts dat de steen weggerold is en stellen vast dat Jezus' lichaam er niet meer is.
Zowel bij Mattheus als bij Marcus krijgen de vrouwen een boodschap van een engel mee. De verwondering, de ontsteltenis en de schrik van de vrouwen (bij Marcus zo sterk uitgedrukt dat de vrouwen wegvluchten en niets zeggen) zijn typische elementen in zogenaamde epifanieverhalen. Dit zijn verhalen over een goddelijke verschijning (bijvoorbeeld een engel) of/en een goddelijke openbaring (de boodschap). De ontvanger van de boodschap is altijd ontsteld, bang. Denk maar aan de boodschap van de engel Gabriël aan Maria, waarin haar gezegd wordt dat zij een zoon ter wereld zal brengen. Even typisch is het geruststellende antwoord van de goddelijke boodschapper: vrees niet. Het zwijgen van de vrouwen over wat zij gezien en gehoord hebben — in weerwil van wat hen opgedragen werd — past eveneens in het kader van typische reacties op goddelijke boodschappen, interpretaties vrouwen kunnen dit mysterie niet dragen, daarom zwijgen ze zijn onjuist: een verhaal rond een goddelijke boodschap verloopt stereotiep en de reactie van de ontvanger — een man of een vrouw — is steeds dezelfde.
We moeten er echter ook rekening mee houden dat de rol van de vrouwen als getuigen van Jezus' sterven, begraven worden en verrezen-zijn al zeer groot is geweest. Het feit dat de vrouwen bij Marcus niets zeggen, zou dus ook wel iets te maken kunnen hebben met de eerder kleine rol die de leerlingen is toebedeeld. Doordat de vrouwen niets zeggen, wordt de verschijning van Jezus aan de leerlingen belangrijker: anders — zo laat Marcus uitschijnen — had misschien niemand er wat vanaf geweten.
Bij Lucas zwijgen de vrouwen niet. Zij vertellen hun ervaringen aan de apostelen, die er echter geen woord van geloven. Dat de vrouwen achteraf toch gelijk krijgen, zet de belangrijke rol die Lucas aan de vrouwen als getuigen toekent, extra in de verf.
Belangrijk is nog de nadrukkelijke tijdsvermelding bij Marcus 16: 3: de dag na de sabbat... de zon ging op... Deze aanduidingen staan symbool voor de nieuwe tijd die aanbreekt: na de verrijzenis van Jezus breekt de tijd van de jonge Kerk aan en zal het uitdragen van de boodschap over de hele wereld een aanvang nemen. Dat op dit sleutelmoment tussen verleden en toekomst juist vrouwen een belangrijke rol spelen, is opmerkelijk. In hun uitdrukkelijke aanwezigheid ligt de basis van de positie die vrouwen in de jonge christelijke gemeenschappen zullen innemen.
Op de brug tussen dood en herboren worden staan vrouwen te kijken. Bij die overgang van leven-doodgaan naar herborden worden vertellen vrouwelijke getuigen het verhaal van de boodschap die nieuw leven wordt ingeblazen.
Trouw tot in de dood?
Neen, trouw tot na de dood, zoals uit onze tekst bleek. Vrouwen geven hier hoop, verkondigen haast de nieuwe start, doordat ze de fijne draad tussen verleden en toekomst niet hebben verbroken.
11 mei 1989