Hilde Meysmé typeert (1989) Herodias en Salomé en geeft ondertussen een opsoming van de vrouwen die met de apostelen en Jezus mee optrokken. Zij typeert Lucas als degene die zich om de positie van d evrouw bekommerde.
Aan het hof van Herodes
Hilde Meysmé
Op een bepaald moment komt het optreden van Jezus Herodes ter ore. Deze denkt hierbij te doen te hebben met Johannes de Doper (die hij al eerder ter dood had laten brengen), zo krijgen we in flash-back het verhaal van de onthoofding van Johannes de Doper te horen.
Er komen in dit verhaal twee vrouwen voor: Herodias en haar dochter Salome. Herodias is volgens de tekst al een hele tijd gebeten op Johannes de Doper, omdat deze de relatie tussen haar en Herodes ongeoorloofd had genoemd.
Herodes had namelijk zijn eerste vrouw, een Nabateese prinses verstoten om te kunnen trouwen met Herodias (dit feit lokte trouwens een oorlog met de Nabateeërs uit die Herodes verloor).
Herodias — en dat is niet onbelangrijk — werd al in haar 7de levensjaar uitgehuwelijkt aan haar oom, Philippus l, tevens de broer van Herodes. Uit dit huwelijk werd Salome geboren, die later — op haar beurt — aan één van haar ooms zal worden uitgehuwelijkt.
Het verwijt dat Johannes de Doper Herodes en Herodias toestuurt, moet begrepen worden vanuit Johannes' joodse achtergrond: volgens de joodse wet staat trouwen met de vrouw van je broer, bij wie ze een kind heeft, gelijk met bloed-schande. Bovendien is er hier sprake van een dubbele echtbreuk.
De twee vrouwen, die in dit verhaal voorkomen, spelen een hatelijke en bloedige rol. Herodias zint duidelijk op wraak en krijgt die ook via haar dochter, Salome. Op Herodes' verjaardag danst zij voor hem en behaagt hem. Als Heroes haar alles belooft wat ze wil, vraagt ze hem het hoofd van Johannes de Doper... Latere afbeeldingen tonen ons Salome vaak als betoverende en bewust verleidende danseres. Alhoewel de tekst haar niet uitdrukkelijk op deze manier voorstelt, moeten we toch beseffen dat dansen voor de ogen van de koning, hoogwaardigheidsbekleders en officieren aan het hof ongebruikelijk was.
Het enige dat we ter verdediging van beide vrouwen kunnen inroepen, is hun weinig benijdenswaardige situatie op jonge leeftijd uitgehuwelijkt te worden aan hun oom.
Herodias en Salome zijn wel de meest bekende, maar niet de enige vrouwen aan het hof van Herodes, die in het evangelie vermeld worden. Er is ook nog Johanna, de vrouw van Chuzas, de rentmeester van Herodes, waarvan sprake in Lc 8: 3 en 24: 10. Johanna moet tot de vaste volgelingen van Jezus behoord hebben.
Lucas vertelt ons in zijn 8ste hoofdstuk dat Jezus begeleid werd door de 12 apostelen én door enkele vrouwen „die genezen waren van boze geesten en ziekten". Drie vrouwen worden bij naam genoemd :
Maria Magdalena, uit wie zeven duivels waren weggegaan, Johanna, de vrouw van Herodes' rentmeester Chuzas en Susanna.
Deze drie en vele andere vrouwen dienden hem uit eigen vermogen.
Het Herodium.
Jezus had — zo blijkt — onder zijn volgelingen mannen én vrouwen. Dit is opmerkelijk, omdat joodse rabbi's normaal geen vrouwen in hun leerlingen- of volgelingenkring opnamen. Ook werd de vrouw in het toenmalige jodendom niet tot de gelovige gemeenschap gerekend. Ze mocht wel deelnemen aan religieuze diensten, maar was daartoe niet verplicht. Een religieuze dienst vond overigens slechts plaats, als er tenminste 10 mannen aanwezig waren (vrouwen telde men niet mee).
De vermelding die de vrouwen in het Lucasevangelie krijgen, moet wellicht verstaan worden vanuit het belang van de vrouwendienst in de eerste christengemeenschappen. We mogen niet vergeten dat de schrijver van het Lucasevangelie óók de schrijver is van de Handelingen. In dit laatste boek spelen vrouwen een belangrijke rol. Denken we maar aan volgende vrouwen en hun functie in de jonge christelijke gemeenschappen: Lydia (Hand. 16: 14), Priscilla (Hand. 18: 2), Evodia en Syntyche (Fil. 4: 2), Chloe (1 Kor. 1: 11) en Febe (Rom. 16: 1). In zijn evangelie legt Lucas de basis voor de functies van vrouwen in de jonge Kerk. Hij doet dat door duidelijk te stellen dat vrouwen Jezus vanaf Galilea volgden en dienden. Zo worden zij getuigen van Jezus' leven, zijn daden en woorden. Twee van drie genoemde vrouwen worden nog vermeld bij het kruis én bij de ontdekking van het lege graf (Lc. 24: 55 en Lc. 24: 10). Zo worden deze vrouwen getuigen van Jezus' leven, dood én verrezen-zijn.
Gezien binnen de joodse maatschappijcontext, is de rol die vrouwen in het evangelie van Lucas toebedeeld krijgen, meer dan belangrijk te noemen. We hebben opgemerkt dat zij tijdens het leven van Jezus van het uitdragen van zijn boodschap getuige waren. Zoals bleek waren zij ook aanwezig bij de dood van Jezus, bij zijn begrafenis en verrezen-zijn. Dit volgen, dienen en getuige-zijn krijgt een belangrijk vervolg in de handelingen van de apostelen. Met andere woorden, als je vanuit het standpunt vrouwen in het NT het stukje Lucasevangelie dat voor ons ligt, leest, dan krijg je de indruk dat de hoofdfiguren, Jezus en de apostelen, veel steun, hulp en vriendschap hadden van de vrouwen. Dan krijg je ook de indruk dat zij met deze vrouwen een eenheid vormen, dat zij SAMEN op weg waren: met Jezus naar Jeruzalem, met de jonge christengemeenten naar het komende Rijk Gods
Dit aanvoelen zou wel eens sterk kunnen contrasteren met het gevoel dat vele vrouwen in onze hedendaagse Kerk hebben. Je hoort toch zo vaak zeggen dat vrouwe zichzelf geen plaats meer kunnen toekennen in de kerk, tenzij dat als religieuze of als gelovig opvoedende moeder. In het licht van het stukje evangelie dat zojuist besproken werd, ziet de situatie van de gelovige vrouw vandaag er inderdaad eerder mager uit én zij de reacties van hedendaagse vrouwen verontrustend te noemen.
Jezus en de jonge christengemeenten leken mij vrouwen te erkennen: als gelovigen, als helpsters, ijveraarsters, activisten...
Misschien is Lucas 8: 1-3 wel een stukje bijbel dat de moed en het enthousiasme van gelovige vrouwen een riem onder het hart kan steken. Misschien is Lucas, 8,:1 ook wel een stukje bijbel, dat bepaalde kerkvaders kan inspireren bij het nadenken over de problematiek van de vrouw in de Kerk...
KERK EN LEVEN NR 14 — 6 APRIL 1989