Bij Annie Schoors-Broekaert lezen we een klassieke visie op de zalvende vrouw. De beide verhalen, de latere Joahnnaes als het oduere verhaal hebben het over Jezus dood en verrijzenis. De rvouw die durft is hier originele boodschapper van de Blijde Boodschap van de verrijzenis. Naamloos, maar onvergetelijk.

zalvendevrouw

 

De zalvende vrouw

Annie Schoors-Broekaert

Voorwaar, Ik zeg u, waar ook ter wereld de Blijde Boodschap ver­kondigd zal worden, zal tevens ter herinnering aan haar verhaald worden wat zij gedaan heeft. En zo gebeurt het, telkens opnieuw. De naam van de vrouw is niet bewaard in de evangeliën van Mar-cus en Matteüs, maar haar moe­dige en profetische daad is ver­eeuwigd. Moedig inderdaad. Is het u ook al opgevallen dat in het Pas­sieverhaal de vrouwen er, op het stuk van durf, veel beter uit komen dan de mannen? In de Olijfhof laten alle leerlingen Jezus in de steek, op de binnenplaats van het paleis van de hogepriester verloo­chent Petrus Jezus tot driemaal toe, bij het kruis zijn de twaalf ner­gens te zien, en na Jezus' begra­fenis wagen ze het niet om naar het graf te gaan. Judas spant uiter­aard de kroon door Jezus te ver­kopen. De vrouwen staan bij de kruisiging wél op afstand toe te kij­ken, en bij de begrafenis zien ze wél toe waar Hij wordt neergelegd. Op Paasmorgen gaan ze met welbekende kruiden naar het graf om Zijn lichaam te balsemen, maar Jezus is niet meer in het graf, en zo worden de vrouwen de eerste getuigen van de verrijzenis. Balse­men kon niet meer, maar het hoefde ook niet, want die andere vrouw, die het huis van Simon de Melaatse was binnengekomen toen Jezus daar te gast was, had Hem als 't ware bij voorbaat gebal­semd, met het oog op mijn begra­fenis, zoals Jezus zelf zegt. Daarom was die moedige daad, waarbij de vrouw fel protest moest trotseren, ook een profetisch ge­baar.

Aalmoes of goed werk?

Jezus zelf is het die de betekenis van haar optreden duidelijk maakt. De verontwaardigde omstaanders vinden het een verkwisting. De verteller legt er grote nadruk op dat het om zeer dure balsem gaat, en de toeschouwers wijzen op de waarde van het geven van aal­moezen aan de armen. Jezus ont­kent dat vanzelfsprekend niet, maar Hij wijst hen op de meer­waarde van een goed werk. Dat kunnen de joodse omstaanders dan op hun beurt niet betwisten, want het onderscheid tussen aal­moezen en goede werken is in de joodse traditie goed bekend. Een goed werk is namelijk veel rui­mer, en daarom waardevoller dan een aalmoes. Een goed werk bestaat niet alleen in het geven van geld, maar het kan gaan tot een volledige inzet van zichzelf voor anderen. Een goed werk komt niet alleen ten goede aan armen, maar kan voor om 't even wie bestemd zijn. Het betreft ook niet alleen levende mensen, maar zelfs tegenover afgestorvenen kan men nog een goed werk verrich­ten. Bijvoorbeeld door piëteitsvol het dode lichaam te balsemen.

Dood en verrijzenis

En dat is nu juist de betekenis die Jezus aan het verrassende gebaar van de vrouw geeft: Zij heeft mijn lichaam op voorhand gezalfd met het oog op mijn begrafenis. Lezen wij hier niet een bedekte toespeling op de verrijzenis? We zeiden het al: de balseming moest wel vooraf gebeuren, want op Paasmorgen kwamen de vrouwen te laat. Zo wordt bij het begin van het Lijdensverhaal een gebeurte­nis verteld die naar zijn betekenis, als dodenzalving, op het einde thuishoort, en die inderdaad ook naar het einde verwijst, maar dan naar het verrassend einde: Jezus is verrezen. Dat is juist de Blijde Boodschap die overal zal verkon­digd worden. Het verhaal van de zalving te Bethanië staat midden de doodsdreiging waar de omrin­gende verzen over spreken. Juist ervoor lezen we dat de hogepries­ters een manier zoeken om Jezus door list te grijpen en ter dood te brengen. Juist ervoor lezen we dat Judas hierop inspeelt door zijn goede diensten aan te bieden. Voor geld wel te verstaan. Zo ontstaat ook een fel contrast tussen Judas en de vrouw. Judas wil geld voor zichzelf, en daar kleeft bloed aan en de geur van de dood. De vrouw verkwist driehonderd denaries om Jezus te zalven, en haar onbaatzuchtig gebaar wordt een voorteken van de opstanding uit de dood.

Naamloos maar onvergetelijk.

We zouden eigenlijk graag haar naam kennen. En die wes is blijkbaar al heel oud, want bij Johannes heeft ze plots een naam: ze heet Maria, de zuster en Lazarus (Joh. 12: 1-8). Ook de naamloze protesteerder krijgt een naam: het is Judas Iskariot, één van zijn leerlingen, die Hem zou overleveren. Het contrast dat we bij Marcus aantroffen door het verhaaltje in zijn onmiddellijke context te plaatsen, is bij Johannes in het verhaal zelf binnegebracht, en zo nog sterker benadrukt. Met zijn verhaal over de zalving te Bethanië wil Marcus uiteraard allereerst over Jezus zelf vertellen, over zijn dood en verrijzenis. Maar hij doet herinnering op te roepen aan het delicate gebaar van een vrouw. Haar gedurfd, edelmoedig en betekenisvol optreden is zelf in zekere zin, verkondiging van de verrijzenis-boodschap. En daarom komt ze terecht ter sprake waar ook ter wereld de Blijde Boodschap verkondigd wordt.

We gebruiken cookies voor login-sessies om je gebruikservaring te verhogen.