De kromgebogen spreekt tot de verbeelding, maar als je nog dieper nadenkt. Op de sabbat en ze verheerlijkt de heerlijkheid Gods, dan ontdek je nog meer in die vrouw. We namen onze toevlucht tot een artikele van Paul Kevers

kromgebogene

 

Op sabbat

Er zijn in de evangelies slechts en­kele wonderverhalen waarbij uit­drukkelijk wordt vermeld dat Jezus op een sabbat geneest. Het verhaal van de kromgebogene is er één van. De andere zijn: de genezing van een bezetene in Kafarnaüm (Mc 1,21-27; Lc 4,31-37), de genezing van een man met een verschrompelde hand (Mc 3,1-6; Matt. 12,9-13; Lc 6,6-11), de gene­zing van een waterzuchtige (Lc 14,1-6), de genezing van de lamme van Betesda (Joh 5: 1-9) en de genezing van de blindgeborene (Joh. 9: 1-41).

In al deze verhalen neemt Jezus zelf het initiatief. Ze kunnen dus niet geïnterpreteerd worden als een toegeving van Jezus aan de smekingen van de zieke, ondanks de sabbat. Telkens kiest Jezus er welbewust voor, op sabbat te ge­nezen. Bijna altijd ontstaat er dan ook een discussie met de Pari­zeeën en schriftgeleerden, hier met de overste van de synagoge, over het onderhouden van de sab­bat. Daardoor krijgen deze verha­len een heel bijzondere betekenis.

De sabbat is de dag die aan God is gewijd. Van bij de schepping heeft God die dag geheiligd (Gen 2: 2-3). Daarom mochten de Israëlieten op sabbat geen enkele arbeid verrich­ten (Ex 20: 8-11). De wetgeving van Deuteronomium voegt daar een sociaal motief aan toe: dan kun­nen uw slaaf en uw slavin uitrusten evenals gijzelf (Deut 5: 12-15). De sabbat werd een teken van het verbond; op het niet-onderhouden ervan stond zelfs de doodstraf (Ex 31: 15-16). De verontwaardiging van de overste van de synagoge is dus best te begrijpen.

Maar Jezus herinnert aan de oor­spronkelijke bedoeling van de sab­bat. De sabbat is gemaakt voor de mens, en niet de mens voor de sabbat (Mc 2: 27). De sabbat, dag waarop God de schepping voltooit, is een dag waarop de mens mag herademen en volop tot leven mag komen. Bedenk dat gij slaaf ge­weest zijt in Egypte en dat Jahwe uw God u met sterke hand en uit­gestrekte arm uit dat land heeft ge­leid. Daarom heeft Hij u geboden de sabbat te onderhouden (Deut 5: 15).

De sabbatwet mag de mens niet opnieuw tot slaaf maken, ze is een wegwijzer naar de vrijheid. Tegenover het moeten van de synagoge-overste (zes dagen zijn er waarop gewerkt moet wor­den...", vers 14) stelt Jezus een ander moeten: deze vrouw moet van haar knellende banden bevrijd worden, zij moet zich ein­delijk weer kunnen oprichten in haar volle, menselijke gestalte, de sabbat is daarvoor bij uitstek de geschikte dag (vers 16).

In het begin van het Lucasevangelie proclameert Jezus plechtig in de synagoge van Nazareth, dat de profetie van Jesaja met Hem in vervulling gaat. Hij is met Gods geest gezalfd om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken, om verdrukten te laten gaan in vrij­heid, om een genadejaar af te kon­digen van de Heer (Lc 4: 18-21). Dit genadejaar verwijst naar het sab­bat- en het jubeljaar. Als Jezus op sabbat een geboeide, kromgebogen vrouw vrijmaakt en rechtop doet gaan, realiseert Hij metterdaad die Messiaanse provlamatie.

Na het overwinnen van de satan is dit opnieuw een teken, dat het Rijk Gods met Hem is aangebroken.

Gods heerlijkheid is de levende mens

Twee keer komt in dit verhaal een woord voor, dat ; samengesteld is met heerlijkheid. Op het moment dat de vrouw zich opricht, verheerlijkt ze God (vers 13). En heel de menigte verheugt zich over de heerlijke daden die Jezus verricht (vers 17). Ook dit is een sleutelwoord. In dit verhaal wordt Gods heerlijkheid openbaar. Nu roept dit woord bij ons op de eerste plaats macht en majesteit op, glans en schittering. Maar de heerlijkheid van JHWH in de bijbel heeft altijd ook te maken met Gods zorg om de kleine, gebroken mens. Ik ben de Heilige, die woont in den hoge, maar ook in het geslagen en diep vernederd gemoed: Ik geef nieuw leven aan het vernederd gemoed, nieuw leven aan het geslagen hart, zegt JHWH (Jes 57: 15). Het is kenmerkend voor JHWH, dat Hij zich evengoed thuisvoelt in het gebroken hart van de kleinste mens. Hij is immers een op menselijkheid bedachte God, die niets liever wil dan dat elke mens ten volle tot leven zou kunnen komen. Gloria Dei vivens homo, schreef Ireneüs: de heerlijkheid van God is de volop levende mens.

Gods heerlijkheid breekt door: wanneer deze vrouw in haar ontmoeting met Jezus eindelijk helemaal mens mag worden. Wanneer zij zich opricht en haar medemensen aankijkt, glanst in haar ogen de schittering van God.

KERK EN LEVEN NR 39 — 12 OKTOBER 1989

 

We gebruiken cookies voor login-sessies om je gebruikservaring te verhogen.