Op een studiedag in Leuven over Vrouw en geloof werd door J. F. concreet uitgewerkt wat je uit de tactiek van Ruth kunt uitwerken als vrouw in groep.
Het boek Ruth
Het wordt in de synagoge voorgelezen met Pinksteren. We krijgen het echter zelden te horen.
Eerst nog even de novelle in een notedop: na de vroegtijdige dood van haar man is er voor de vreemdelinge Ruth eigenlijk geen toekomst meer in het land van JHWH. Want wie van de mannelijke familie zal zich (volgens het boekje van de wet) haar lot aantrekken, haar kinderen schenken, die ook kunnen erven (die ook grond hebben om op te staan). Ruth blijft echter bij haar schoonmoeder Noömi. Samen vinden zij de weg naar het hart van Boaz en het wordt geen toekomst in mineur, want Ruth wordt de stammoeder van koning David.
Uit dit verhaal werden vier rode draden getrokken, die tijdens de viering (Leuven)ook symbolisch werden doorgegeven.
Primo: een vrouw beslist zelf voor haar leven.
Secundo: alleen samen, door hun lot aan elkaar te verbinden, hebben vrouwen een toekomst. De vrouwen uit het verhaal leerden aan elkaar hoe je overleeft in een mannenwereld. Solidariteit veronderstelt dat veel valse scheidingsmuren (tussen oude en jonge vrouwen, tussen juffrouwen mevrouw, enz.) worden afgebroken.
Tertio: Noömi en Ruth, twee vrouwen in de nacht, zoeken grond om op te staan. Een vrouw geeft zichzelf (in het land van Jahwe) het recht terug op een eigen stuk land.
Quarto: Noömi en Ruth geven zelf een naam aan het kind. Zij noemen met naam een bestemming voor hun volk. Vrouwen spreken met klare taal. Ook al kan luidop spreken, spreken met gezag pijn doen omdat de veilige zekerheden dan wegvallen.
Ter afronding werden dan linten uitgedeeld aan een zestiental groepen in Vlaanderen, die nu reeds gestalte geven aan het zoeken naar nieuwe beelden voor hun geloof. Zo werd een tweede ontmoetingsdag voor gelovige vrouwen uitgevierd. Een dag met als inzet: Wat vrouwen te zeggen hebben. De eerste vrouwendag werd twee jaar geleden gehouden, symbolisch onder de basiliek van Koekelberg. Met toen als thema: Zuster, maak mij zichtbaar.
Tijdens de persconferentie werden dan de klassieke vragen gesteld: of men sedert Koekeiberg van enige vooruitgang kon spreken? In Leuven waren er een 340 Ingeschrevenen, zowat honderd meer dan twee jaar geleden. Ondertussen zijn er vijftien, zestien vrouwengroepen permanent bezig. Je zou dus kunnen zeggen dat het thema Zuster, maak mij zichtbaar heeft gewerkt.
Maar het werkt ook nog op een andere manier. Wat verband houdt met een volgende vraag. Of een dergelijke dag niet vooral dient om in de eeuwige grieven-trommel te roeren, om een nieuwe klaagmuur op te trekken van de veelvuldige achteruitstelling van de vrouw? Opvallend echter was de milde toon tijdens deze persconferentie. Vrouwen zijn het nu eenmaal niet gewoon om voor te gaan in een canonnade van klaagliederen, je mag trouwens de mannenwereld ook niet overvragen, maar vooral: je kan je energie veel positiever aanwenden.
Het werd zo geformuleerd: Pastoraal gezien is het een opdracht van de Kerk om de groep van vrouwen in het vizier te krijgen. Omdat dit niet gebeurt, of (als we toch ook even mild mogen zijn) omdat dit veel te weinig gebeurt, zou je in alle toonaarden een klaagzang kunnen aanheffen. Je kan er echter ook voor zorgen dat je zelf zichtbaar wordt. Of nog raker gezegd: Het ligt niet in de bedoeling tegen de schenen te schoppen, maar als je er bent zal men af en toe wel eens over je struikelen (en je zo toch opmerken).
Grond om op te staan
Daarvoor is het nodig dat vrouwen, zoals in het verhaal van Ruth, zelf beschikken over grond om op te staan, dat zij niet weerloos overgeleverd zijn aan wet en traditie. Vandaar dat vrouwen apart samenkomen, om zelf voor een stuk een eigen weg te vinden, om zelf grond onder de voeten te krijgen.
Niet om in afzondering te gaan. Want veel van de deelneemsters zijn zeer actief in een van de vele initiatieven (b.v. vormselcatechese) die sedert Vaticanum II zijn ontstaan. Ook omdat de Kerk, in een periode van priestertekort, haast in een automatische en dus behoudende reflex de mede-verantwoorde-lijkheid van leken weet in te schakelen. Maar ook omdat vrouwen, in een even automatische reflex, de gewoonte hebben om aan te leunen bij, om zich te laten inschakelen. Toegegeven, de Kerk is er wat warmer en hartelijker door geworden, maar waar ligt nu echt de vrouwelijke inbreng? Is het meer dan aren lezen, op hectaren die door anderen worden geplant en gepland? B.v., zo werd opgemerkt, waarom zouden vrouwen steeds beroep moeten doen op de deskundigheid van anderen voor zaken, waar zij zelf het fijne of zelfs meer van weten?
Bij ons leeft echter geen vraag naar aanpassing, naar zoeken hoe we in het kader passen, wel de noodzaak om duidelijk te maken waar het voor ons op aankomt. En heel ver staan vrouwen op dit vlak doorgaans nog niet. In het gelovig worden zou men drie fasen kunnen onderscheiden. De fase van het dorp, van het geloof zoals het werd overgeërfd. Een tweede fase is die van ergernis en van opstandigheid, van ongeloof ook zou je kunnen zeggen omwille van het reilen en zeilen van het kerkschip. Een derde fase zou men dan die van de stad kunnen noemen, waar niemand nog op je vingers kijkt om te zeggen hoe je moet geloven maar waar je het zelf doet. Op geloofsvlak leven veel vrouwen nog in het dorp. Zo werd vastgesteld.
Vandaar het zoeken naar vaste grond. En heel belangrijk in deze ontwikkeling is het vinden en leren hanteren van een eigen gelovige taal. Op deze bijeenkomst kon men langs meerdere inrijpoorten een aantal deel-thema's bespreken. Opvallend was het dat rond de inrijpoort Spreekt de Kerk bevrijdende taal?" veruit het grootste aantal deelneemsters samenschoolden.
Reeds in Koekelberg was men tot de vaststelling gekomen dat de taal is gans een volk. Even een citaat: Een Kerk waar telkens weer gesproken wordt over God als Vader, Heer, Krijgsman, Koning... Een Kerk waar enkel mannen het woord krijgen en bepalen wat authentiek, evangelisch en goed is... Een Kerk waar vrouwen zelf aan hun kinderen het beeld van een straffende en angstaanjagende God doorgeven. Zo'n Kerk is geen plaats waar vrouwen erkenning vinden voor haar eigen leefwereld, haar diepste zijn.
Dat versluierende en vervreemdende moet geduldig weer afgepeld worden. Opgemerkt werd dat die stoere en mannelijke taal binnengeslopen is vanaf Constantijn, vanaf het ogenblik dat in het begin van de vierde eeuw het christendom erkend werd als staatsgodsdienst. De Hebreeuwse taal daarentegen blijft veel vrouwelijker. Woorden als Gods almacht en Gods aanwezigheid kunnen alleen maar omschreven worden door verwijzing naar de léven-gevende kracht van de moeder.
Vrouw en geloof
Een belangrijk aandachtspunt : van deze ontmoetingsdag was: Hoe blijven we, na vandaag, elkaar bemoedigen en steunen? Welke stappen zetten we om verder in die zin te werken?
Een erste stap was dat er in het namiddaggedeelte tijd uitgetrokken was voor werkgroepen per regio. Waardoor de uitwisseling of doorstroming per streek of provincie vereenvoudigd kon worden.
Een tweede stap is de oprichting van het project Vrouw en Geloof. Wat als volgt werd aangekondigd: Deze ontmoetingsdag werd bij mekaar geraapt door een vijfentwintigtal vrouwen uit verschillende delen van het land. Het is een gans jaar zoeken geweest, op zichzelf een boeiend proces en er is ook een netwerk van contacten tot stand gekomen.
Maar de inzet is te belangrijk om aan het toeval over te laten. Vandaar het besluit te starten met een project Vrouw en Geloof. Hierin zouden gedurende drie jaar twee vrouwen vrijgesteld worden voor dit netwerk. Een netwerk rond de twee pijlers: vrouw-zijn en gelovig-zijn". Een dergelijk project vraagt uiteraard om morele en om financiële steun. Maar daarover wou men maar één woord kwijt: Dat vrouwen hun geld zullen steken waar ook hun hart zit.
Morele steun was er alvast gekomen per post of per vredes-duif van de werkgroep Priesters en Religieuzen voor Gerechtigheid en Vrede. Die op hetzelfde ogenblik te Gent in studie en gebed bijeenkwamen, maar niet vergaten om zich heen te kijken.
J.F.
KERK EN LEVEN — 26 JUNI 1986 — BLZ. 9